-
1 overeenstemmen met
ile uyuşmak -
2 sloziti se sa
overeenstemmen met -
3 chime in with
overeenstemmen met; instemmen metchime in withinvallen/tussenbeide komen met 〈 opmerking〉————————chime in with -
4 accorder
accorder [aakordee]1 in overeenstemming brengen ⇒ doen overeenstemmen, overeenbrengen2 toegeven ⇒ toestemmen, erkennen3 verlenen ⇒ toestaan, toekennen♦voorbeelden:♦voorbeelden:v2) toegeven, toestemmen3) verlenen4) toekennen [waarde, belang]5) stemmen [muziek] -
5 harmonize
v. harmoniëren, overeenstemmen; doen harmoniëren, in overeenstemming brengen; harmoniseren (v. muziek, lonen, prijzen)II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 harmoniseren ⇒ doen harmoniëren/overeenstemmen -
6 agree
v. het eens zijn; toestemmen; overeenkomen[ əgrie:]1 akkoord gaan ⇒ het eens zijn, het eens worden, afspreken2 overeenstemmen ⇒ goed opschieten, passen♦voorbeelden:agree to do something • afspreken iets te zullen doenI agree! • vind ik ook!I don't agree! • vind ik niet!agree on/upon something • het ergens over eens zijn, een akkoord bereiken over ietsagree to something • met iets instemmen, in iets toestemmenagree with someone about something • het met iemand over iets eens zijnagree that • ermee akkoord gaan/ook vinden datagreed! • akkoord!2 agree with • kloppen met, overeenstemmen met, passen bij→ agree with agree with/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bepalen ⇒ overeenkomen, afspreken♦voorbeelden: -
7 concorder
concorder (avec) [kõkordee]〈 werkwoord〉♦voorbeelden:tous les efforts concordent • alle inspanningen gaan in dezelfde richtingv( avec) overeenstemmen (met), stroken (met) -
8 chime in
chime in♦voorbeelden: -
9 accord
n. accoord, akkoord; overeenkomst; overeenstemming--------v. belonen; overeen laten stemmen; een accoord omhoog gaanaccord1[ əko:d] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 akkoord ⇒ schikking, overeenkomst, verdrag2 overeenstemming ⇒ eensgezindheid, harmonie♦voorbeelden:out of accord (with) • niet in overeenstemming (met)with one accord • unaniem————————accord2♦voorbeelden:1 verlenen ⇒ geven, schenken♦voorbeelden: -
10 corresponderen
1 [+ met][overeenstemmen met] correspondre(à qc.)2 [+ met][briefwisseling houden] correspondre (avec qn.)♦voorbeelden: -
11 agree with
het eens zijn metagree with〈voornamelijk ontkennend/vragend〉1 bevallen ⇒ gunstig beïnvloeden, bekomen♦voorbeelden:mussels do not agree with me • mosselen verdraag ik niet————————agree withkloppen met, overeenstemmen met, passen bij -
12 coincide
v. samenvallen met; tegelijkertijd[ kooinsajd] -
13 accommoder
-
14 zuwiderlaufen
-
15 cadrer
cadrer [kaadree]1 overeenstemmen (met) ⇒ kloppen, overeenkomen, stroken (met)♦voorbeelden:ne pas cadrer ensemble • niet bij elkaar passen♦voorbeelden: -
16 corresponderen
1 [beantwoorden aan, overeenstemmen met] correspond (to/with) ⇒ match/agree (with)♦voorbeelden: -
17 entsprechen
-
18 ressembler
ressembler [rəsãblee]1 lijken (op) ⇒ overeenkomst vertonen, overeenstemmen (met)♦voorbeelden:¶ cela lui ressemble tout à fait • dat is net iets voor hem, haar♦voorbeelden:→ jour -
19 dekken
1 [algemeen] couvrir3 [overeenstemmen met] recouvrir4 [sport en spel] marquer♦voorbeelden:een gedekte cheque • un chèque approvisionnédeze cheque is niet gedekt • c'est un chèque sans provisioneen gedekte kleur • une couleur discrètede verzekering dekt de schade • l'assurance couvre les dégâtseen schuld dekken • payer une dettede inkomsten dekken de uitgaven • les recettes couvrent les dépenseseen verlies dekken • combler un déficithou je gedekt! • tiens-toi tranquille!zich gedekt houden • se tenir tranquillevoor twee personen dekken • mettre deux couverts→ link=hoofd hoofddie begrippen dekken elkaar • ces deux concepts se recouvrent¶ iemands fouten dekken • couvrir les erreurs de qn.iemand in de rug dekken • couvrir qn. -
20 dekken
2 [geheel bedekken] cover3 [overeenstemmen met] agree (with) ⇒ correspond (with/to)4 [verbergen] cover (up), hide6 [vergoeden] cover, meet♦voorbeelden:5 iemand in de rug dekken • support someone/stand up for someonede vlag dekt de lading • the flag covers the cargodeze twee verdachten dekken elkaar • these two suspects are covering for each otherzich dekken • 〈 ook leger〉 cover/protect oneself; 〈 jacht〉 hide oneself; 〈 geldwezen〉 hedge one's positions 〈 in termijnhandel〉〈 figuurlijk〉 iemands handelwijze/fouten dekken • sanction someone's actions/mistakesde verzekering dekt de schade • the insurance covers the damagede inkomsten dekken de uitgaven • the receipts cover the expenses
Страницы